De moeder van Mario (21) uit Leeuwarden dronk zo veel tijdens haar zwangerschap dat hij werd geboren met het Foetaal Alcohol Syndroom (FAS). “Mijn hoofd werkt veel trager.”
‘Ik ben geboren als alcoholist. Toen mijn moeder zwanger was van mij, heeft ze in drie dagen tijd héél veel gedronken.
Sommige baby’s overleven zoiets niet. Ik wel. Door de alcohol zijn mijn hersenen minder ontwikkeld. Volwassenen hebben enzymen die alcohol afbreken.
Baby’tjes hebben die enzymen nog niet. Je moet mijn brein vergelijken met verschrompelde walnoten.
Als je een mooie walnoot hebt, dan zie je allemaal lijntjes die met elkaar in verbinding staan. Maar bij die van mij lopen alle verbindingen kriskras door elkaar.
Daardoor heb ik amper een geheugen. Zeg je me om 7 uur ’s ochtends dat ik zo moet douchen, en krijg ik een appje tussendoor?
Dan vergeet ik dat ik moet douchen. Koken is een ramp: van drie pannetjes op het fornuis raak ik in de stress. Pincodes kan ik niet onthouden, ik ben een drama met namen.
“Ik heb ook heel erge dyslexie, ADHD en autisme. Betekent niet dat ik niet sociaal ben – ik ben een echt mensenmens”
Op school voelde ik me altijd rot. Ik kon niet meedraaien. Dan hadden we twee weken de tijd om te leren voor een proefwerk, maar ik kreeg de stof níét in mijn kop.
Na zes jaar Engels kon ik er nog geen drol van. Ik studeerde hard en boekte gewoon geen enkel resultaat. Frustrerend. Uiteindelijk heb ik met pijn en moeite dierverzorging op het mbo, niveau 1, afgerond.
Ik ben hersentechnisch drie jaar jonger dan ik werkelijk ben. Ik heb ook heel erge dyslexie, ADHD en autisme. Betekent niet dat ik niet sociaal ben – ik ben een echt mensenmens – maar ik heb dwangmatige trekjes.
Vroeger moest ik alles twee keer doen van mezelf. Het licht aan uit aan uit. De deur twee keer open en dicht.
Twee keer de trap op en af. Iedereen om mij heen werd er gek van. Nu knak ik vaak met mijn nek. Bij FAS zitten je hersenen zo complex in elkaar, dat medicijnen zoals Ritalin niet werken.
Sterker: het werkt averechts. Ik weet nog dat ik als kind toch Ritalin kreeg en dat ik de autootjes op het behang in mijn slaapkamer ineens zag bewegen. Best sick.
Ik ben opgegroeid in een pleeggezin. Ik kwam al bij mijn pleegouders toen ik drie weken oud was. Ze hadden al twee zonen, ik was hun aanwaaikind.
Die mensen zijn goud. Ze waren er voor me in goede tijden, maar ook in de slechte. Waarin ik alles deed wat God verboden had.
Ik stal veel. Mensen met FAS hebben vaak een onderontwikkeld geweten, en kunnen consequenties van dingen niet inzien.
Ik kan iemand met scheldwoorden tot de grond afbranden. En zodra ik een winkel in liep en maar 5 euro had, maar iets zag dat duurder was, jatte ik het.
Ik bedacht achteraf dat het niet goed was, maar op dat moment kon ik mezelf niet tegenhouden. Ik was vaak agressief.
Op school verloor ik mezelf in mijn eigen grenzeloosheid. Dan stoeide ik met een klasgenoot dat me uitschold – ik was een buitenbeentje – en dan hield ik hem ineens in een wurggreep tot hij rood werd, paars, blauw…
Echt: andere mensen hebben zo vaak moeten ingrijpen. Ik denk dat dat de reden was dat ik ook nooit echt vrienden had.
“Je zou zeggen dat iemand met FAS niet drinkt, maar ik deed het wel. En veel”
In mijn puberteit had ik veel te maken met jeugdbendes. Ik ging nóg verder over mijn grenzen heen. Je zou zeggen dat iemand met FAS niet drinkt, maar ik deed het wel.
En veel. Wodka, bier, alles. Om mijn problemen te vergeten en emoties niet te hoeven voelen. Als je FAS hebt, kom je daar vaak pas later achter.
Het is een opsomming van stoornissen en problemen. Mijn pleegouders en ik ontdekten het op mijn dertiende. Per toeval.
Ik was voor een controle in het ziekenhuis; ik had een kwaadaardige tumor in mijn kaak. Verzin je niet, hè? Dubbele pech.
Had niets met mijn verleden te maken. Maar goed, ik kwam dus een kinderarts tegen daar die was gespecialiseerd in het behandelen van kinderen van alcoholisten.
Die bekeek mijn dossier. Het laatste puzzelstukje. Aan de ene kant ben je dan blij. Eindelijk weet je wat je hebt. Sindsdien gebruik ik mijn aandoening ook als een excuus.
Als iemand dan zegt “gedraag je nou eens volwassen”, dan zeg ik: “hallo, ik ben pas 17”. Maar aan de andere kant is blij ook wel een groot woord.
Het rijtje aandoeningen is niet mis. En het betekende dat mijn moeder best wel onverantwoordelijk met mij omging toen ik in haar buik zat. Dat is niet leuk om te weten.
Pas toen ik 17 was, heb ik er met haar over gepraat. Toen was ik eraan toe. We hadden mijn hele jeugd wel contact, maar ze werkte in de prostitutie, gebruikte drugs en had vaak geen vaste verblijfplaats.
Lastig uitvogelen waar ze uithing. Mijn moeder vertelde me dat ze die alcohol niet uit zichzelf heeft gedronken.
Ze dronk voor en na haar zwangerschappen – ik heb vijf broertjes en zusjes – wel veel, maar tijdens nooit.
Ze zegt dat mijn vader niet wilde dat ze mij kreeg. Hij bond haar vast op de stoel en stopte een trechter in haar mond die hij volgoot.
Zodat ze een miskraam zou krijgen. Ik geloof haar. Ik kan het mijn vader niet vragen; hij is overleden.
Maar ik wil niet in woede leven. Ik kan er ook niet over oordelen. Het was voor mijn tijd, ik was slechts een embryo.
“Ik weet nog dat mijn pleegmoeder me uitzwaaide en zei: ‘Nooit gedacht dat ik jou met een gerust hart uit huis zou laten gaan’ Mooi, hè?”
Gaandeweg leerde ik beter met mijn emoties omgaan. Als kind heb ik gesprekken gehad met twaalf psychiaters en drie psychologen.
Dan sta je nog onder toezicht, dan moet je. Toen ik 18 was, dacht ik: stik erin. Maar anderhalf jaar later merkte ik toch dat ik in de knoop zat.
Niet alleen door mijn aandoeningen, maar ook door mijn verleden. Ik heb het mijn pleegouders niet makkelijk gemaakt.
Nu gaat het goed. Ik ben gelukkig, denk ik. Ik woon in Leeuwarden in een zorgboerderij en krijg intensieve begeleiding.
Ik ben iemand die structuur nodig heeft, maar die zelf niet kan creëren. Op de boerderij zorg ik voor de dieren.
We hebben varkens, katten – eentje heeft maar 3 poten – kippen, konijnen. Ook een pony en die is drachtig. Ik ben benieuwd wanneer het veulentje komt.
Ik heb ook vrienden gemaakt binnen de woongroep. Daar ben ik blij mee. Ik weet nog dat mijn pleegmoeder, toen ik verhuisde naar die groep, me uitzwaaide en zei:
‘Ik had nooit gedacht dat ik jou met een gerust hart uit huis zou laten gaan’. Mooi, hè? Ik ga niet meer op boevenpad.
Ik ben ouder. Rustiger. Drink geen druppel meer. Mijn gevoel kan ik kwijt in zelfgeschreven liedjes; ik rap graag. Ik ga ook elke zondag naar de kerk, met mijn buurman.
Naast mijn boerderijwerk, geef ik voorlichting op scholen. Mensen weten niet wat FAS is. Het is geen leuke kennis, wel nuttige.
Ze weten niet hoe ze met ons om moeten gaan. We hebben iets meer ruimte nodig om onszelf te kunnen zijn. Daarom doe ik mijn verhaal.
We kunnen er niets aan doen. Alleen onze moeders konden er iets aan doen. Maar daar is het nu te laat voor.
Soms maak ik me wel zorgen om mijn toekomst. Ik zou wel een vaste baan willen, een relatie. Maar is dat realistisch? Ik heb nu geen vriendin. Ik zou het leuk vinden, maar ook wel ingewikkeld.
Ik heb het soms al lastig genoeg met mezelf. Maar als ik begeleiding blijf krijgen, dan blijft het goed gaan. En verder hoop ik dat God iets moois voor me in petto heeft.